Het ongeluk van de praktisch opgeleiden

maandag 23 november 2020 10:40

Als communicatiewetenschapper heb ik het afgelopen jaar met stijgende verbazing het publieke debat gevolgd over achterstandsgroepen. Emancipatiebewegingen kiezen niet alleen groepen uit die ze willen omarmen, maar wijzen ook beschuldigend de groepen aan die verandering in de weg zitten[1]. We lijken steeds meer tribale hokjes te hebben gemaakt met ‘goed’ versus ‘slecht’ en ‘onderdrukkers’ versus ‘onderdrukten.’

De onderdrukkers zijn te herkennen aan grotendeels uiterlijke kenmerken. ‘De cisgender hetero witte man moet zijn privilege erkennen en knielen,’ klinkt het steeds vaker onder activisten. In de vorige eeuw wezen christelijke emancipatiebewegingen niet op de eigenschappen van de onderdrukkers, maar op een gezamenlijke identiteit van onderdrukkers en onderdrukten. Ze benadrukten dat we alleemaal ‘broeders,’ ‘zusters’ of ‘mensen’ zijn. Ik zou liever weer teruggaan naar de constructieve toon van christenen als Pauli Murray:

“Ik ben er op uit segregatie te vernietigen door positieve methoden. Als mijn broers een cirkel tekenen om me uit te sluiten, dan trek ik een grotere cirkel om hen in te sluiten. Wanneer zij spreken over de voorrechten van een kleine groep, zal ik me uitspreken voor de rechten van de mensheid.” ~ Pauli Murray 1946

Protesteren voor groepen die steeds gelukkiger worden

Naast de toon van het debat over achterstandsgroepen, valt mij op dat we gedreven door het gelijkheidsideaal, vooral opkomen voor groepen die steeds gelukkiger worden of die al gelukkig zijn. Zo gaat er bijvoorbeeld veel aandacht uit naar het welzijn van vrouwen. De welzijnscijfers over deze groep geven op geaggregeerd niveau weinig aanleiding hiertoe. Zowel mannen als vrouwen beoordelen beiden gemiddeld hun leven met een 7,8. Anders dan je zou verwachten op basis van het maatschappelijke debat, geven meer mannen dan vrouwen aan ongelukkig te zijn: 15% tegenover 14%[2]. Deze cijfers zijn al jaren stabiel. Mannen plegen ook meer dan twee keer zoveel zelfmoord en worden, als ze geen zelfmoord plegen, aanzienlijk minder oud.[3]

Naast vrouwen gaat veel aandacht uit naar de discriminatie van mensen met een migratie-achtergrond. Het welzijn van niet westerse migranten is onder de maat. Ze geven hun leven een lager cijfer dan autochtonen, maar hun geluk steeg wel de afgelopen jaren. In 2011 gaven ze hun leven een 7,5, in 2018 was dit een 7,6. Ook het aandeel migranten dat zichzelf expliciet ongelukkig noemt, neemt af. Was dat in 1997 nog 38%, in 2018 lag dit op 21%[4]. Hier is gelukkig sprake van een snelle verandering.

%tevredenheid volwassen bevolking .png

De afname van het geluk van de praktisch opgeleiden

Er is één groep waar we het weinig over hebben, maar van wie we als enige weten dat de trend specifiek negatief is: de praktisch opgeleiden.* De praktisch opgeleide Nederlander gaf zijn leven in 2008 een 7,8 terwijl dit in 2018 een 7,6 was. Als we kijken naar het aandeel ongelukkige praktisch opgeleiden zien we eveneens een neerwaartse trend. In 1997 was 13% van de praktisch opgeleiden ongelukkig, in 2018 was dit 17%[5]. Praktisch opgeleiden worden doorgaans 4 jaar minder oud dan theoretisch opgeleiden. Het gat in levensverwachting is tussen beide groepen het afgelopen decennium met een jaar gegroeid.%gelukkigen van volwassen bevolking.png

De belangrijkste oorzaken van het ongeluk is de beperkte schaalbaarheid van praktisch opgeleid werk, internationale concurrentie op productiewerk en de komst van veel praktisch opgeleide migranten op de Nederlandse arbeidsmarkt. Al deze ontwikkelingen maken dat de praktisch opgeleiden, monetair benaderd, steeds minder toegevoegde waarde voor de economie bieden. Dat resulteert uiteindelijk in minder maatschappelijke en sociale waardering.

Aandacht voor een nieuwe groep door ze in te sluiten en gericht beleid

De ongelukkige praktisch opgeleiden vinden we niet zo snel met een spandoek op De Dam. De tijd dat het proletariaat zich verenigde en zich verzette, ligt ver achter ons. De praktisch opgeleide stemt tegenwoordig in stilte in het stemhokje op PVV of FvD[6]. In Flevoland is de FvD hierdoor inmiddels de grootste partij in de Provinciale Staten.

Het is belangrijk dat de ChristenUnie de negatieve welzijnstrend keert. Niet door de theoretisch opgeleiden als boosdoeners aan te wijzen voor het ongeluk van de praktisch opgeleiden, maar door te benadrukken dat alle Nederlanders, ieder op zijn eigen plaats, van waarde zijn voor de gemeenschap. Parallel daaraan is protectionistisch economisch beleid en migratieregulatie belangrijk ter verbetering van de werkomstandigheden van praktisch opgeleiden. Als we om die hete hangijzers heen blijven draaien, dan zullen de praktisch opgeleiden onze woorden van waardering nooit echt voelen. 

Hildebrand Bijleveld

Bestuursvoorzitter ChristenUnie Flevoland

Labels
Nieuwsbrief

« Terug